ADOLESCENTIE

  • Period: to

    PYSCH. IMPACT VAN PUBERTEIT

    niet neutraal tov puberteit
    hangtsamen met diverse aspecten van functioneren
    hogere tannerstadia-- meer vermoeidheid, irritatie, middelengebruik, algemeen negatieve zaken
    meer seksuele verlangens en aandacht voor uiterlijk
    vanaf tannerstadium 4-5: depressieve gevoelens bij meisjes
    meisjes evalueren lichamelijke veranderen doorgaans minder positief
    toename vetweefsel
    bredere heupen
    tov onrealistische schoonheidsideaal
    VS.
    extra spiermassa
    bredere schouders
    -- gerelateerde risico's
  • Period: to

    MOTORISCHE ONTW.

    verschillend patroon per geslacht
    girls: trage toename van kracht, snelheid en uithoudingsvermogen, die rond 14 j stilvalt
    guys: spectaculaire toename van kracht, snelheid en uithoudingsvermogen
    → grote verschillen in allerlei motorischevaardigheden
    bij jongens is atletische vaardigheden voorspellend voor peer status en zelfwaardegevoel
    soms obsessief → gebruik van anabole steroiden
    lichaamsbeweging voorspelt niet alleen, betere motorische prestaties, maar cognitieve en sociale ontwikkeling
  • Period: to

    FYSIEKE/LICHAMELIJKE VERANDERINGEN

    Secundaire geslachtskenmerken (10-13 JAAR)
    girls: borsten, schaamhaar, okselhaar
    boysschaamhaar, okselhaar, baard, stemverlaging
    puberteit komt opgang door endocriene systeem
    -groeihormoon (GRH):
    "hypofyse", aanmaak kraakbeencellen in groeischijven, "pubertairegroeispurt"
    -HPG-as (gonarche as):
    hypothalamus-- "gonadotropine"-- LH, FSH-- stimuleren gonaden-- testikels, eierstokken
    -HPA-as (adrearche as):
    "hypofyse" hormonen--stim. "bijnieren"-- "androgenen"-- secundaire geslachtskenmerken
  • ouder-kind: conflict

    ouder-kind: conflict

    → meningsverschil, niet steeds openlijk ruzie
    meer in vroege dan late adolescentie
    daling in frequentie maar soms toename intensiteit
    meer met moeder dan met vader (obviously want vaders zitte gwn beetje rond te zitten)
    vooral over alledaagse onderwerpen
    ‘strijd om onbelangrijke zaken’
    zelfde thema andere bril/domein
    conflict vooral bij ‘gemengde’ kwesties
    achter klein thema schuilt altijd iets groters
  • ouder-kind: relatiekwaliteit

    ouder-kind: relatiekwaliteit

    hechtingsrelatie blijft bestaan, maar ondergaat veranderingen
    tijd
    minder tijd met ouders, meer met vrienden
    waargenomen kwaliteit
    tijdelijke dip, daarna herstel
    “U”-curve
    dip groter naarmate hechtingskwaliteit voor adolescentie sws al lager was
  • PUBERTAIRE GROEISPURT

    PUBERTAIRE GROEISPURT

    gem. 9 à 10,5 cm per jaar
    groeipatronen tegengesteld aan die van babytijd meisjes 10j vs. 12j
    jongens 14/15j vs. 17 j
    groei stopt wnr groeischijven dichtgegaan zijn
    GIRLS:
    borstontwikkeling
    schaamhaar
    groei schaamlippen + clit
    groeispurt + bredere heupe
    okselhaar, zweet, acne
    baarmoeder groeit
    eisprong en eerste menstruatie
    BOYS:
    groei testikels
    schaamhaar
    groei penis en scrotum
    groeispurt, breder schouders
    okselhaar, zweet, acne, baardgroei
    spermatogenese → eerste spermarche
    stemverandering
  • FORMEEL OPERATIONEEL: nieuwe inhouden

    FORMEEL OPERATIONEEL: nieuwe inhouden

    -abstracte begrippen
    "algebra"= symbolen met puur abstracte betekenissen
    woorden die niet naar een aanschouwbare werkelijkheid verwijzen
    overdrachtelijke betekenis
    -logische redeneringen
    van proposities naar logische conclusies
    niet inhoud maar vorm bepaald juistheid
    -hypothese
    ook rekening houden met elementen die louter denkbeeldig of verondersteld zijn
    logische exposé over iets wat niet met de werkelijkheid overeenstemt
  • FORMEEL OPERATIONEEL: nieuwe denkprocessen

    FORMEEL OPERATIONEEL: nieuwe denkprocessen

    • Hypothetisch-deductief denken = onderzoeksvraag-hypothese-toetsbare voorspellingen-toetsing-conclusie "slingerproblemen"= (ontwikkeling door Piaget om aan tee toten) 'wat beinvloed de snelheid nu het meest?
    • Experimenteel denken gevarieerde herhaling systematisch
    • Combinatorisch denken combinatorische analyse van probleemsituatie systeem nagaan welke (combos van) factoren een invloed kunnen hebben op een te verklaren fenomeen
  • COGNITIEVE ONTW: BIAS

    COGNITIEVE ONTW: BIAS

    soms BIAS: logische principes vooral toepassen bij ideeën die verschillen van wat je zelf denkt
    door onevenwicht in hersenontwikkeling zijn adolescenten minder sterk in besluitvorming dan volwassenen
    zeker als ze emoties en impulsen moeten inhiberen om tot rationeel denken te komen
    onderzoek met card playing game:
    grotere risico’s
    makkelijker verleid door onmiddellijke beloning
    maar ook bij niet-emotiebeladen taken
    minder alternatieven overwegen
  • ouder-kind: hiërarchie

    ouder-kind: hiërarchie

    → veranderd tov andere fases vb kindfase
    verticale relatie → meer onderhandeling en inspraak
    controle en structuur →+ wederzijdse communicatie en gezamelijk beslissen
    verschillende timing naar gelang domein (cf. sociale domeintheorie Smetana)
    optimale timing andeers voor ouders dan voor jongere
    verschil voorspelt mate van conflict
    in toenemende mate ook wederzijdse verwachtingen bijgesteld
  • ouder-kind: algemeen

    ouder-kind: algemeen

    Algemeen:
    autonomie-ondersteunende vormen positiever effect dan restrictieve vormen (als je het afpakt doen ze het toch maar dan achter je rug)
    balans loslaten/beschikbaar zijn
    reactie ado. hangt mee af van gezinsklimaat
  • ouder-kind: communicatie en monitoring

    ouder-kind: communicatie en monitoring

    ouders proberen te achterhalen wat gebeurt in leven/hoofd van ado
    actieve strat./passieve strat./ongewenste strat. (bijv. snooping)
    wisselwerking monitoring ouders - openheid ado.
    ouders moeten aanpassen aan opgroeiend kind= moeilijk
    ado. strategisch mbt informatie aan ouders, geheimen hebben als weg naar loskomen/emotionele autonomie
    historische verschuiving
    meer weten-- meer bezorgd
    digitale revolutie → monitoren media gebruik is een uitdaging (‘parental mediation’)
    "co-viewing of co-use"
  • Period: to

    HERSENONTW.

    hormonale veranderingen-- grote veranderingen in structuur van communicatie tussen hersengebieden
    -"mylenisatie"
    -"pruning, snoeing"
    -ontwikkeling van emotioneel/sociaal netwerk sneller dan cognitieve controlenetwerk→ tijdelijk onevenwicht-- verhoogde reactiviteit, sensitiviteit, roekeloosheid, sensatie zoeking, ...
    -latere afgifte van melatonine-- "Sleep phase delay" (+ toename avondlijke activiteit en beschikbaarheid media)
    risico op slaaptekort! -- slechtere prestaties
  • Period: to

    Cognitief: FORMEEL OPERATIONEEL: Piaget

    VANAF 12 JAAR
    nieuwe wereld opent: de niet waarneembare, denkbare en abstracte wereld
    vergt vermogen om verder te denken dan de concrete, huidige situatie
    denken los van concrete inhouden
    -abstracte begrippen
    formele logica
    nieuw soorten inhouden en denkprocessen als basis voor wetenschappelijk geletterdheid
  • Period: to

    COGNITIEVE ONTWIKKELING: infoverwerkingsperspectief

    werkgeheugencapaciteit neemt toe:
    meer info, steeds complexere
    inhibitorische controle neemt toe
    aandacht wordt selectiever en flexibeler
    Efficiëntere planning
    ontwikkeling van wetenschappelijke redenering
    theorie en evidentie samenbrengen:
    logische regels, vooruitgang op afzonderlijke vaardigheden
    steunt op ontwikkeling metacognitie:
    over theorieën nadenken
    relevante variabele identificeren en controleren
    alternatieve mogelijkheden in acht nemen
    op zoek gaan naar falsifiërende evidentie
  • Period: to

    RELATIONELE ONTW.: ouder-kind

    adolescentie gaat gepaard met ingrijpende veranderingen in relaties
    meer tijd met leeftijdsgenoten
    loskomen van ouders
    beeld van ‘storm en stress’
    loskomen van ouders= onvermijdelijk conflicten
    maar nood aan nuance

    storm en stress is niet noodzakelijk
    onderlinge relatie hervormen zonder grote conflicten
    autonomie ontwikkelen terwijl ouders autonomie-ondersteundend zijn (---- detachement)
    hangt ook samen met maatschappelijke veranderingen
  • Period: to

    Relationele ontw. met leeftijdsgenoten

    relaties met leeftijdsgenoten= "horizontale realties"
    in geen enkele andere fase zijn deze contacten even belangrijk
    loskomen van ouders
    relatability
    peers als referentiegroep voor sociale vergelijking
    verschillende soorten peerervaringen
    groepsniveau: peer status, vriendengroepen/subculturen
    dyadisch: vriendschap, romantische relatie
  • Period: to

    relaties met leeftijdsgenoten: romantische relaties

    typische ontw.stap in ado.
    timing: hormonen, sociale verwachtingen
    relationele en romantische aspecten grotere rol dan expliciet seksuele aspecten:
    eerst plezier beleven en status, later persoonlijke intimiteit en emotionele betrokkenheid
    kwaliteit relaties voorspeld door:
    kwaliteit hechting ouders/vrienden, relatie van ouders
    romantische relaties gestart in vroeger of middel adolescentie blijven vaak niet duren
    na identiteitsvorming minder gemeenschappelijkheden
    positief voor ontwikkeling
  • Period: to

    zelfbeeld & zelfwaardering

    in adolescentie verder ontw. van zowel zelfbeeld als zelfwaardering
    zelfbeeld/zelfconcept= beschrijving van hoe je je zelf ziet
    zelfwaardering= evaluatie van dat zelfbeeld
    centraal in ado.= ontw. van eigen identiteit
    Zelfconcept differentieert zich verder
    identiteitsontwikkeling geeft extra laag
    belang perspectiefname
    zelfconcept= cognitief schema,
    ontwikkeling van zelfwaardering loopt parallel aan ontwikkeling zelfconcept
    zelfwaardering kan fluctueren
    veel factoren hebben invloed
  • Relatie leeftijdgenoten: peerstatus

    Relatie leeftijdgenoten: peerstatus

    -vanuit positieve en negatieve nominaties verschillende statusgroepen
    "populair"
    "verworpen"
    "genegeerd"
    "controversieel"
    "(+ gemiddeld)"
    -verschil in sociale preferentie en sociale impact
    -relatief stabiel
    -voorspellers/predictoren van peer status
    sociaal gedrag
    fysieke aantrekkelijkheid
    kwaliteit hechting
    ouderlijke opvoedingsgedrag
  • relatie met leeftijdsgenoten: Peerinvloed

    relatie met leeftijdsgenoten: Peerinvloed

    druk om zich te conformeren aan peers (overrated, be yourself!)
    verhoogde sociale sensitiviteit
    niet voor alle domeinen even sterk
    persoonlijke sociale kwesties: peers
    academische keuzes: vooral ouders
    autoritatieve opvoeding voorspelt grotere weerstand tegen peerinvloed
    vooral in midden ado.
    naarmate ado. neemt invloed anderen af
    autonomie-ontwikkeling
    eigen inditeit
  • relatie met leeftijdsgenoten: "unilaterale" vriendschappen

    relatie met leeftijdsgenoten: "unilaterale" vriendschappen

    naast wederkerige vriendschap ook ‘unilaterale’ vriendschap
    gewenst maar (nog) niet gerealiseerd
    soms grotere invloed
  • relatie met leeftijdsgenoten: vriendengroepen

    relatie met leeftijdsgenoten: vriendengroepen

    = groep waarbinnen jongeren frequent sociaal contact met elkaar hebben
    kleine groep (5 à7) goede vrienden
    gebaseerd op interesse en waarden
    in vroege ado. sekskloof in vriendengroepen (segregatie)
    verandert door puberteit
    geslachtsrijping
    verwachtingen sociale omgeving→ jongens en meisjes groepen komen dichter bij elkaar -- gemengde vriendengroepen
    eind van ado: vriendengroepen niet langer middelpunt van sociaal leven
    minder invloed
    raken ondergeschikt aan toenemende koppelvorming
  • relatie met leeftijdgenoten: subcultuur ('crowd')

    relatie met leeftijdgenoten: subcultuur ('crowd')

    subcultuur (‘crowd’)
    = jongeren die bepaalde eigenschappen gemeen hebben maar niet perse veel contact met elkaar hebben
    grotere groep
    draagt bij tot identiteitsgevoel
  • relaties met leeftijdsgenoten: vriendschappen

    relaties met leeftijdsgenoten: vriendschappen

    =speciale relatie tussen mensen die elkaar graag hebben
    kenmerken:
    gelijkwaardigheid
    wederkerigheid
    betrokkenheid
    intimiteit
    heel belangrijk in adolescentie
    ontwikkelingstaak op zich
    draagt bij tot andere ontwikkelingstaken
    aantal beste neemt af in loop van ado.
    begin 4 à 5
    einde 1 à 2
    stabiliteit groter dan in vorige ontwikkelingsfase
    (70% van vriendschappen duren min. een jaar)
    andere factoren voorspellen ontstaan vs blijven bestaan
    ontstaan → gelijkheid
    blijven bestaan →kwaliteit
  • romantische relaties: LGBTQI+

    romantische relaties: LGBTQI+

    bijzondere uitdagingen voor LGBTQI+ -jongeren
    minder geneigd tot visible romantisch gedrag (vooroordelen + risico op geweldadige reacties)
    moeilijker om partner te vinden door soms late out-coming
    vlotter bij veilige hechting aan ouders en vrienden
  • vriendschappen: positieve ontw. uitkomsten

    vriendschap voorspelt positieve ontwikkelingsuitkomsten:
    sociale competentie
    welbevinden
    gelijknissen tussen vrienden via 2 processen
    selectie (cf. ontstaan)
    socialisatie
    kwaliteit hangt samen met:
    sociaal functioneren
    zelfwaardering
    eenzaamheid
    (perceptie kan verschillend zijn voor elke partner in vriendschapsrelatie)
  • vriendschappen: negatieve ontw. uitkomsten

    vriendschappen: negatieve ontw. uitkomsten

    vriendschap voorspelt soms ook negatieve ontwikkelingsuitkomsten
    "socialisatie deviant gedrag" (=afwijkend gedrag van de normen en waarden in een omgeving)
    generalisatie conflictueus interactiepatroon → anderen relaties
    verhoogd risico op depressieve symptomen bij “co-ruminatie” (= het excessief bespreken van zorgen en problemen en 'negatieve' emoties zoals angst, woede of somberheid in de context van een dyadische vriendschap)