-
Period: 800 BCE to 144 BCE
Grieken
Griekse kunst en architectuur draaien om harmonie, evenwicht en schoonheid. De mens staat centraal, zowel lichamelijk als geestelijk. In de architectuur zie je vooral tempels met zuilen (Dorisch, Ionisch, Korinthisch). Ze gebruikten marmer en streefden naar perfecte verhoudingen. Beeldhouwkunst toont ideale lichamen en rustige gezichtsuitdrukkingen. Kunst moest het hogere, ideale weerspiegelen. -
Period: 500 BCE to 476
Romeinen
Romeinen namen veel over van de Grieken, maar maakten het groter en praktischer. Ze bouwden aquaducten, badhuizen, tempels, amfitheaters en triomfbogen. Ze gebruikten beton, baksteen en bogen om grote ruimten te overdekken. In de beeldhouwkunst waren portretten realistischer dan bij de Grieken, met echte gezichtskenmerken. Kunst had vaak een propagandafunctie en liet de macht van het rijk zien. -
Period: 1000 to 1200
Romaans
De romaanse stijl herken je aan dikke muren, kleine ramen, ronde bogen en zware massieve vormen. Kerken en kloosters moesten indruk maken en veiligheid bieden. Binnen is het donker en mysterieus. Beelden zijn streng en dienen om het geloof te onderwijzen. Alles draait om God: de mens is klein en ondergeschikt aan het goddelijke. -
Period: 1150 to 1500
Gotiek
In de gotiek gaan kerken de hoogte in: hoge spitsen, luchtbogen, grote glas-in-loodramen en roosvensters. Dankzij het gebruik van spitsbogen en steunberen konden muren dunner worden en ramen groter. Daardoor kwam er veel meer licht binnen, wat symbool stond voor God. Beeldhouwkunst werd levendiger en menselijker. De gotiek laat een groeiende belangstelling voor de aardse wereld en de mens zien. -
Period: 1400 to
Renaissance
Renaissance betekent wedergeboorte: de herontdekking van de klassieke oudheid. De mens staat centraal, als schepper en denker. Kunstenaars bestuderen anatomie en perspectief om natuurgetrouw te werken. Schilderijen tonen diepte met lijn- en kleurperspectief. In de beeldhouwkunst zie je realisme en klassieke houdingen. Architectuur gebruikt zuilen, rondbogen en symmetrie. Kunst en wetenschap gaan hand in hand. -
Period: to
Barok
De barokkunst is groots, dramatisch en vol beweging. In tegenstelling tot de rustige renaissance draait het om dynamiek en emotie. Kunst werd gebruikt als propaganda voor de kerk (contrareformatie): grote paleizen, plafondschilderingen, sterke licht-donker contrasten (clair-obscur). In het noorden zie je sobere, protestantse genreschilderijen; in het zuiden katholieke pracht. Architectuur is klassiek maar rijk versierd, met ritme, herhaling en dubbele zuilen.