-
Er stonden gebouwen van de regering, paleizen van de kleizer, theaters, badhuizen, sportcomplexen en paardenrenbanen. bewoners Rome komen uit Klein-Azië, Palestina, Egypte hierdoor brengen ze een eigen godsdienst en cultuur mee. De romeinse overheid was tolerant (ze mochten hun eigen goden blijven vereren) op een voorwaarde = romeinse goden en wetten respecteren en de keizer gehoorzamen.
-
Isis = Egyptische god = vruchtbaarheid en landbouw = vaak afgebeeld met zoon Horus op schoot
-
Mithras = Perzische god = gedoopt met bloed van een stier (bloed had reinigende kracht = heilige maaltijd met brood en wijn (bevrijding kwaad en voortleven na de dood)
-
christenen weigerden offers te brengen voor het beeld van de keizer + wilde niet in het leger + bezoeken van theater en arena (ze vonden dit in strijd met hun geloof en leefregels) Gevolg = de romeinse overheid had het gevoel dat christenen niet solidair waren met andere burgers.
Gevolg = sommige politieke leiders zagen de manier van leven van de christen als een aantasting van hun gezag en een bedreiging voor de samenhang.
Gevolg = er kwam kritiek op het christendom door de romeinse overheid -
Nero gaf in 64 de schuld van een grote brand aan de christenen
-->
christenen werden door honden verscheurd, christenen werden aan het kruis geslagen, christenen werden door vuur verbrand, christenen werden in brand gestoken en als verlichting gebruikt in de avond -
christen waren bereid voor hun geloof te sterven als martelaar. (ze wisten dat god ze een plekje in de hemel zouden geven). Martelaren worden vaak heiligen genoemd en hun verhalen worden nog steeds doorvertelt (worden herdacht op sterftedatum en indien mogelijk graf bezocht). relikwie = een kledingstuk of een ander persoonlijk voorwerp van een heilige Christendom bleef veel aanhangers houden.
-
Nicolaas = de bisschop van Myra = de patroon (= beschermheilige) van Rusland. veel Oosters-orthodoxe kerken en westerse kerken zijn naar hem vernoemd.
-
-
Constantijn bekeerde zich in 312 tot het christendom (visioen bij een belangrijke veldslag)
geloofsvrijheid in het romeinse rijk voor iedereen
onderdanen moeten christen worden
christendom werd de staatsregio van het romeinse rijk Constantijn liet zijn waardering voor het christendom zien:
hij liet indrukwekkende kerken bouwen voor Jezus Christus
Bethlehem (de geboortekerk)
Jeruzalem (Heilig-Grafkerk)
hij bemoeide zich met de inhoud van het geloof
Jezus een mens of een goddelijk wezen? -
Oorzaak = Constantijn wil geen discussies omdat dit misschien de eenheid van het geloof kon bedreigen Gevolg = concilie (van 325) (een bisschopenvergadering) die beslist dat jezus gelijk is aan god.
-
ambten = een bepaalde taakverdeling om alles goed te laten verlopen (bisschop had de belangrijkste) Bisschop = de leider van de christenen in een bepaald gebied of stad Bisschoppen uit grote steden (Rome, Antilochië, Alexandrië en Carthago) hadden meer macht dan bisschoppen in kleinere plaatsen Functie bisschop:
benoemen van priesters
gaven leiding in plaatselijke kerken
benoemen diakens
helpen bisschop met praktische werk -
oorzaak = Rome is het politieke centrum van het romeinse rijk + apostel Petrus is hier gestorven en begraven
gevolg = bisschop Rome krijgt veel aanzien en gezag de bisschop van Rome zag zichzelf als de opvolger van Petrus
hij maakte zijn positie hoger dan andere bisschoppen
de kerk zag hem als vertegenwoordiger van Christus
hij werd paus (= vader) genoemd -
vielen Germaanse stammen Italië binnen en bedreigden de positie van de romeinse keizers
-
Deze mensen die het er niet mee eens waren trokken zich terug als kluizenaar. hierdoor geven ze gehoor aan de woorden van Jezus in het evangelie: ‘’indien je volmaakt wil worden, ga heen, verkoop je bezit en geef het geld aan de armen’’ Kluizenaar = trekt zich terug en gaat eenzaam studeren, bidden en vasten.
-
Je hoeft niet per se alleen je terug te trekken. Dit kan ook in groepsverband (kloostergemeenschappen). In West-Europa is Benedictus van Nursia van grote stichtte in Italië (529) een klooster (mensen die hier woonden heten Benedictijnen) basisregels voor kloosterlingen:
1. armoede (geen rijkdom of carrière nastreven)
2. gehoorzaamheid (aan de leiding van het klooster)
3. kuisheid (geen seks) -
Gregorius I = paus die enorm veel macht heeft gehad.
Oorzaak = Gregorius heeft veel gedaan voor het verdere verspreiding van het christendom in Europa (ook grote delen van Italië). Gevolg = hij als bisschop van Rome kreeg kerkelijke macht en invloed.
Oorzaak = Gregorius I wilde meer eenheid tussen de christenen Gevolg = hij zorgde voor betere priesteropleidingen + het celibaat werd een verplichting voor alle priesters. priesters verkondigen overal hetzelfde en droegen dezelfde missen op. -
vanaf de tijd van Gregorius I reisden monniken uit Ierland en Engeland naar Europa om daar als missionaris het evangelie te verkondigen. Willibrord (658-739) was daar een van die in de Lade landen aan de Noordzee veel kloosters en kerken liet bouwen -> werd eerste bisschop van Utrecht. Het was niet duidelijk in deze tijd of iemand iets deed uit overtuiging voor het geloof of omdat die keus voordelen opleverde.
-
vanaf de tijd van Gregorius I reisden monniken uit Ierland en Engeland naar Europa om daar als missionaris het evangelie te verkondigen. Bonifatius (672-754) was daar een van maar die werd door de plaatselijke bevolking bij Dokkum aangevallen en kreeg uiteindelijk een bijl door zijn hoofd. Het was niet duidelijk in deze tijd of iemand iets deed uit overtuiging voor het geloof of omdat die keus voordelen opleverde.
-
In het Midden-Oosten en in Oost-Europa accepteerde de christenen het oppergezag van de paus in Rome niet. Zij noemden hun kerken orthodoxe kerken (ook wel Oosters-orthodoxe kerken genoemd).
patriarchen = plaatselijke leiders van de Oosters-orthodoxe kerken die vooral in grote steden hun zetel hebben. kenmerk van Oosters-orthodoxe kerken: dienst vind plaats achter de iconostase (wand met iconen) (icoon = schilderij van een heilige) (o.a. Christus en Maria)