-
bijeenbrengen christelijk kerkrepertoire
Gregoriaans -
3000 melodieën - functioneel gebruik - vroomheid - toonomvang octaaf - zonder dynamische contrasten - Latijns - syllabisch, melismatisch, neumatisch - monofoon - mannen - vrije ritmiek - golvende beweging - dominant/repercussa - grondtoon/finalis - 4 authentieke en 4 plagale modi - direct, responsoriaal, of antifonaal -
-
christendom - feodalisme standenmaatschappij - de kerk, centrum voor kunsten instrumenten: harp, vedel, luit, zink, trombone, schalmei/pommer, blokfluit, dwarsfluit, portatieforgeltje, draailier, doedelzak, trommels, bekkens, tamboerijn
-
kenmerken uit:
oosters-hellinisme
Joodse synagogie - psalmodie, responsoriaal
Griekse muziektheorie
volksmuziek
diversiteit kerkmuziek groot door verschillende liturgieën en orale traditie -
Ite missa est
Ordinarium, standaardonderdelen: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei
Proprium, kalender: Introïtus, Graduale, Alleluia, Tractus, Sequentia, Offertorium, Communio
muziekboek mis: Graduale
officie: acht gebedsuren, 150 psalmen
muziekboek officie: Antifonale -
tropen: worden toegevoegd aan gregoriaanse zang, enkel woord tot gedicht
sequentie: specifieke trope bij slot gezang, vaak Alleluia (melismatisch) - later ook eigen compositievorm -
parallel: toevoeging tweede stem (vox organalis) kwart beneden of kwint boven de orginele stem (vox principalis) aangepast: tegenbewegingen of beginnen vanaf zelfde punt en dan afscheiden vox principales gaat tenor heten: vasthouden (tenere) van een melismatische toon oven de vox principalis
-
monfoon - instrument - lyrisch - expressie - dynamiek - ruim toonomvang - syllabisch - volkstaal - refrein - balladen jongleurs: allround entertainers - chanson de geste (heldenlied) liefdeslied - korte melodieën steeds herhalen met enige variatie studenten en vaganten (lage geestelijken): Latijn - satirische liederen troubadours: Zuid-Frankrijk, canso (hoofse liefde)
trouvéres: Noord-Frankrijk, chanson (divers)
Minnesänger: Duitsland
hogere milieus, adel -
vergelijken met vroeg gregoriaans:
voornamelijk majeur- en mineurtoonladders - ruimere toonomvang - grotere intervallen - expressief - blijmoedige melismen - beweeglijke melodieën - motievenvariatie - rijmloze teksten - -
troubadour
45 teksten, 20 met muziek
hoofse liefde, fin'amor Can Vei La Lauzeta Mover (canso):
hoofse liefde
terugkerend rijmschema ababcdcd, zelfde rijmklanken
doorgecomponeerd
muziek aangepast aan tekst
geen ritme-aanduidingen
populair, tientallen handschriften gevonden -
vrij ritme en sterk melismatisch
tenor gregoriaanse melodie in lange tonen terwijl de bovenstem versierd voortgaat
stemkruisting
soms instrumentale tenor door lang aanhouden -
eenduidigheid duur tonen - ritmische patronen in driedelig metrum - iedere stem herhaalt een bepaalde modus
trochee, jambe, dactylus, anapest, spondaeus, tribrachus -
meerstemmigheid - Notre Dame-school - opkomst bronnen wereldlijk repertoire
-
Leoninus maakt verzamelingMagnus liber organi - organa voor mis en officie Perotinus:
herziet Magnux liber organi, gaf de vox organalis (duplum) regelmatige metrische voortgang en voegt derde stem (triplum) en soms vierde stem (quadruplum) toe
veel stemkruising -
past bij gothiek Notre Dame - kerstviering - vierstemmig - parallelle kwarten - orgel lange tonen - bovenstem korte tonen - melismen
-
trouvere Le Jeu de Robin et Marion
-
motet: door de loop van geschiedenis meermalen verandert
13e eeuw: wereldlijk genre - vanuit duplum (motetus) nieuwe Franse tekst - wel gregoriaanse melodie vox principalis - polytekstualiteit - wereldlijke en geestelijke teksten conductus: nieuw gecomponeerde tenor (geen gregoriaans) - geestelijke, niet-liturgische tekst in Latijnse verzen - contrapunt - duplum en triplum zelfde tekst en ritme - begeleidingszang bij liturigsche handeling -
-
verhandeling Ars Nova (1322) reikt de naam voor muziek 14e eeuw aan
-
algemeen: secularisatie - feodaliteit aangetast - menselijke rede - Dante - Petrarca muzikaal: eenheid in compositie - imitatietechniek - kleinere notenwaarden - isoritmiek (terugkeren ritmische patronen in alle stemmen) - nieuwe genres - toenemend gebruik instrumenten - tweedelige maatsoort - tertsen en sexten - individueel componeren - eigen stempel - veel wereldlijke muziek: ballade, rondeau, virelai, lais, madrigaal, caccia, ballata
-
isoritmiek in hele ordinarium mis
-
-
volkstaal - twee stemmen: versierde bovenstem, grote notenwaarde lage stem - 2 tot 4 strofen van 3 verzen, afsluitend ritornello van twee verzen -
-
13e eeuw: Italië danslie - strofen door solist, refrein meerstemmig 14e eeuw: 1 zangstem, 1 of 2 instrumenten - lyrisch en gestileerd - lijkt op Franse virelai - aantal strofen niet vastgelegd
-
vergeleken met continent:
minder modaal, meer majeur - volle, homofone textuur - tertsen en sexten - Dunstable -
meervoud: cacce
'jacht'compositie - drie stemmen - tekst in landstaal - laagste stem: langzaam, vaak instrument - twee bovenstemmen: canon (achtervolging) - niet per se jacht, maar levendige actie - toonschildering - Italië en Frankrijk (chace) -
Engelsman die lang in Frankrijk verblijft - motetten, misdelen en chansons maken veel indruk op continentale componisten - Quam Pulchra es
-
vierstemmig - hechte eenheid - toch polyfoon
-
ritmische raffinement leidt tot zeer complexe structuren
-
noordoosten van Frankrijk, Dijon hoofdstad, Filips de Goede, Karel de Stoute
veel Vlaamse musici - vergoedingen en omstandigheden zeer gunstig - Gilles de Binchois - Dufay stijl: tertsen en sexten - drieklanken - driestemmig polyfoon - bovenstem belangrijkste - driedelige maatsoort dominant, maar ook tweedelig - fauxbourdon (drieklanken in omkering) - 7-6-1 cadens (qua melodie, uitstel van de leidtoon) - niet polytekstueel - tekst en muziek hechter - dissonanten beperkt -
ALG: wedergeboorte - oude Grieken en Romeinen summum cultuur - tegenstand kerk - humanisme MUZ: vocaal geestelijk grootst -vierstemmig - stijl belangrijker dan functie - wereldlijk populairder en diverser - instrumentaal zowel begeleidend als zelfstandig - overgang eerst in Engeland en hof van Bourgondië genres: chanson (polyfoon wereldlijke Franse gedichten, drie stemmig - cantus firmus-mis (zelfde melodie in alle onderdelen ordinarium), onder tenor baslijn - imitatietechniek
-
Bourgondische stijl - Pauselijke kapellen in Rome en Florence
-
belangrijkste theoreticus 19e eeuw - Über Malerei in der Tonkunst
-
romantisering van de orkestmuziek - per symfonie andere aanpak:
- Symphonie Fantastique: herkenbaar
- Lelio ou le retour a la vie: monoloog met muzikale nummers
- Harold en Italie; prominent altviool
- Romeo et Juliette: menging oratorium, symfonie en opera
Programmateksten ter oriëntatie. 'Betekenis onstaat pas als muziek wordt gehoord in samenspraak met de verbeelding'.
Muziek vanuit autobiografische ervaringen. -
concertouvertures: Midsommernatstraum, Meerestille und glückliche Fahrt, Die Hebriden
ook een beeldkunstenaar, leidt tot combinatie klankkleuren - -
Probeert zich uit het keurslijf van de grote symfonie te bevrijden door te oriënteren op orkestsuite en sinfonietta. Thema's vanuit contrapunt.
-
-
-
-
gregoriaanse teksten mogen vertaald worden