-
Jezus Christus, zoon van God, de Messias en zoon van joodse ouders wordt geboren in een stal in Bethlehem, in Judea.
-
Jezus begint in Galilea mensen te vertellen over God. Hij kiest twaalf volgelingen (discipelen) om hem te helpen. Deze volgelingen noemen we apostelen
-
Joodse leiders spannen samen tegen Jezus. Ze geven hem aan de Romeinen, die hem kruisigen.
-
Jezus staat op uit de dood en verschijnt aan zijn discipelen. Dit heet de opstanding of verrijzenis.
-
De heilige geest daalt neer op de discipelen. De dag dat dit gebeurde noemen we Pinksteren.
10 dagen na het opstaan van Jezus -
Jezus stijgt ten hemel om bij God te zijn. Dit wordt de Hemelvaart genoemd.
40 dagen na Pinksteren -
Saulus (Paulus), die eerst volgelingen van Christus had vervolgd, krijgt een visioen van Jezus en bekeert zich tot het christendom.
-
Paulus maakt reizen om het christendom te verspreiden. Ook schrijft hij brieven. Deze brieven maken nu deel uit van de bijbel.
-
De Romeinse keizer Nero vervolgt christenen. Velen sterven een afschuwelijke dood.
-
In deze periode worden de evangeliën, de beschrijvingen van het leven van Jezus, van het Nieuwe Testament geschreven.
-
Constantijn de Grote staat de christenen in het Romeinse Rijk toe hun God te eren, eerste christelijke keizer
-
Willibrord wordt tot bisschop van Friesland gewijd en verspreidt het christendom over Nederland.
-
De paus maakt keizer Karel de Grote de eerste heilige Romeinse keizer.
-
In dit jaar vindt de grote scheiding tussen de oostelijke (orthodoxe) en westelijke (katholieke) kerken plaats.
-
Strijd tussen de paus en de keizer, eindigt in het Concordaat van Worms.
-
De kruistochten beginnen. Dit zijn oorlogen waarin christenen en moslims met elkaar vechten om de stad Jeruzalem.
-
Maarten Luther start in Europa de reformatie. Hierdoor ontstaat de protestantse tak van het christendom.
-
De in Utrecht geboren Adriaan Floriszoon Boeyens wordt op 31 augustus 1522 beëdigd tot paus Adrianus VI,
de eerste en tot nu toe enige Nederlandse paus.